Een nieuw onderwijslandschap in de VS
Waarover gaat het?
In een vorige blog van Impuls, in januari 2025 “Maga en het onderwijs in de VS”, heb ik het onderwijsbeleid van de federale overheid in de VS toegelicht. [1]Daarbij werd geopperd dat het met de afschaffing van het ministerie van Onderwijs wel niet zo een vaart zou lopen. De vereiste meerderheid van 60 senatoren op 100 werd politiek als niet haalbaar geacht. Tot verbazing van gezagvolle juristen heeft het Hooggerechtshof echter met een meerderheid van 6 tegen 3 aan de president de bevoegdheid toegekend om het ministerie af te schaffen. Die beslissing voedt de geruchten dat het Hooggerechtshof zich in feite leent tot steun aan de partij die de rechters heeft voorgedragen en benoemd. Het federale ministerie wordt dus wel degelijk afgeschaft.
Daarnaast is er de ingrijpende begrotingswet, de Budget Reconciliation Bill (door Trump voorzien van de koosnaam Our Beautiful Big Bill) die op 3 juli 2025 werd goedgekeurd. Deze verzamelwet van bijna duizend bladzijden is ingrijpend omdat ze het geheel van de samenleving en dus niet alleen het onderwijs een stevige ruk naar Republikeins conservatieve waarden geeft. Via die begroting wordt ook de afschaffing van het ministerie vergemakkelijkt door duidelijk in cijfers voor investeringen en besparingen te voorzien. Belangrijke besparingen en opvallende nieuwe investeringen zullen ook het onderwijs onrechtstreeks raken.
Ten slotte is er de Educational Choice for Children Act (ECCA). Die wet maakt de weg vrij voor een groei van vrije scholen die tot nog toe niet gesubsidieerd werden en gemiddeld een schoolgeld van 12.500 dollar per jaar vragen. Ze kunnen nu bekostigd worden door ‘vouchers’ aan de ouders toe te kennen.
Tezamen zorgen deze initiatieven ervoor dat het onderwijslandschap in de VS grondig wordt gewijzigd.
De beleidsverklaring
In maart 2025 verspreidde de nieuwe minister Linda Mac Mahon in een persmededeling haar beleidsopties. Volgens de beloften van president Trump gaat het om:
“combatting critical race theory, DEI, gender ideology, discrimination in admissions, promoting school choice for every child, and restoring pariotic education and civics”.
De president wil ook een einde stellen aan verspilling, administratieve overlast (red tape) en schadelijk geachte programma’s van de federale overheid. De rol van de federale staat moet grondig herbekeken worden op het gebied van onderwijs. Het beleid zal geconcentreerd worden rond drie prioriteiten:
1. De ouders zijn de echte beslissers voor het onderwijs van hun kind;
2. Het door de belastingen betaald onderwijs zal focussen op wiskunde, lezen, natuurwetenschappen en geschiedenis. Er is geen plaats voor polariserende programma’s van DEI (Diversity, Equity Inclusion), gender ideologie en ‘foute’ geschiedenis;
3. Investeren in post-secundair onderwijs dat leidt tot goedbetaalde jobs in aansluiting met de noden van het bedrijfsleven.
Die decentralisering, aldus de minister, geeft meer autonomie aan lokale gemeenschappen. En leraren zullen zich kunnen bezighouden met het aanleren van de ‘basics’ los van allerlei beïnvloedingen.
Ze stelde dat zij de laatste minister van onderwijs zal zijn. Het centrale ministerie van onderwijs zal dus verdwijnen. Diensten van het ministerie zullen afgeschaft of overgeheveld worden naar andere ministeries. Het merendeel van het budget van het bestaande ministerie gaat naar de deelstaten onder de vorm vaan ‘block grants’ Bepaalde permanente federale onderwijsdiensten zullen worden overgeheveld naar andere ministeries, meestal gekoppeld aan een besparing. Expliciet wordt gesteld dat veel van de federale programma’s ‘woke’ agenda’s ondersteunen met een ‘leftist’ ideology, zoals bijvoorbeeld transgender ideologie, de ‘critical race theory’ met programma’s rond diversity, equity en inclusion (DEI). Impliciet zit in de opheffing van het ministerie ook de optie van de Republikeinen om de schoolkeuze te verbreden en de ouders die keuze te laten bepalen. Dat kan door charterscholen aan te moedigen en privéscholen te subsidiëren via vouchers.
Het federale onderwijsbudget omvat ongeveer 10 % van de onderwijskosten voor het onderwijs van 6 tot 18 jaar (K-12 schools). Het is in de VS een klein ministerie met ongeveer 4.400 werknemers. In 2024 beheerde het ministerie van onderwijs een budget van 150,3 miljard dollar. De hele operatie van opheffing en bezuiniging moet ongeveer 23 miljard dollar opbrengen, wat neerkomt op 15,3 % van het totaal.
Concrete maatregelen
Grote geldstromen met centraal beheerde projecten worden naar de staten overgeheveld. Naargelang van de criteria die gelden bij het gebruik van die toelagen, dragen ze verschillend bij tot de deelstaatbegroting van K12 -onderwijs. Gemiddeld zorgen die stromen voor 13,8 % van het deelstaatbudget voor het leerplichtonderwijs. (K12: van zes tot achttien jaar). Zo is dat bijvoorbeeld voor Mississippi 23,3 %, voor New York 7,3 % en voor het armlastige district Detroit in Michigan niet minder dan 48 %.
De belangrijkste geldstroom van 18 miljard dollar was bestemd voor projecten in scholen met kansarme leerlingen. Dit budget voorziet onder meer in 28 concrete programma’s voor een 8,5 miljard dollar. Tien programma’s worden nu geschrapt en de overige 18 worden ontkleurd en verschoven naar een ‘block grant’ van 2 miljard dollar: het “K-12 Simplified Funding Program”. Tegelijkertijd wordt het geheel verminderd met 4,5 miljard dollar. De deelstaten zijn niet volledig vrij om zoals beloofd, met dat nieuwe geld om te gaan. Conform het beleidsplan gelden er voorwaarden. De tien geschrapte programma’s, die vaak betrekking hadden op migranten, mogen niet heropgestart worden zoals bijvoorbeeld:
- opvang voor kinderen van migranten die seizoensarbeid in de landbouw komen verrichten;
- programma’s voor het leren van Engels;
- in-service programma’s voor leraars en directies over multiculturaliteit;
- innovatie en onderzoek voor schoolorganisatie;
- voorbereidende programma’s voor kleuters met SES achterstand ...
Daarnaast is er een grote geldstroom van de sinds 1975 onder de Republikeinse president Ford ingevoerde wet voor kinderen met een handicap. Die Individuals with Disabilities Education Act (IDEA) is goed voor 15,5 miljard dollar. De zeven programma’s die onder IDEA bestaan worden eveneens ontkleurd en verzameld in één ‘block grant’: het “Special Education Simplified Funding Program”. Het IDEA geld dekt ongeveer 13 % van voorzieningen voor buitengewoon onderwijs in de VS en er wordt, uitzonderlijk, niet op bezuinigd.
Vervolgens is er de ontmanteling van het Institute of Education Sciences (IES, voorheen Office of Education Research, opgericht tijdens de regering Bush junior in 2002). In 2024 besteedde deze dienst van het ministerie 260 miljoen dollar aan researchprojecten. Die hadden betrekking op 89 contracten gespreid over diverse jaren van hun realisering. Ze werden vrijwel alle geschrapt in de huidige planning. Slechts enkele contracten overleefden. Ze hadden, niet toevallig, betrekking op het ontwikkelen van ‘education tech products’ (wellicht de impact van Musk en DOGE).
Het IES verzorgt ook de onderwijsstatistieken via het National Center for Education Statistics (NCES), waarin een honderdtal personeelsleden werken. Het NCES heeft een sterke reputatie bij het verzamelen via een 1000 -tal gespecialiseerde contractanten van relevante statistische gegevens, die ook erg dienstbaar zijn voor researchprogramma’s. Gezien de contractanten eigenaar zijn van de gegevens, zullen die hun activiteiten stopzetten als het contract verbroken wordt. Het NCES beheert ook tot nog toe de Common Core of Data, een belangrijke databank over leerlingengegevens in de VS. Die data zijn bijvoorbeeld belangrijk bij het organiseren van de centrale proeven van het NAEP (National Assessment of Education Progress). Want binnen het NCES wordt dit federale programma gemonitord.
Het gaat om een aantal centrale toetsen, die in 1969 onder president Nixon werden ingevoerd. Met steekproeven voor wiskunde, taal en wetenschappen op de leeftijden van 9, 13 en 17 jaar levert het telkens een Report Card op. De Report Card levert gegevens over de prestaties van deelstaten, districten en scholen. Het NAEP wordt voorlopig gehandhaafd maar zal ook kritisch worden bekeken bij het nieuwe agentschap waar het wordt ondergebracht en dat voor ‘over all’ statistieken zorgt. Een aantal deelstaten zou niet rouwig zijn voor het afschaffen van het NAEP omdat de resultaten van de deelstaten in die tests mediavoer bij uitstek zijn en tot vergelijkingen en polarisering leiden.
Bij de professionaliseringsgelden ten slotte wordt ingegrepen in 29 grootschalige training programma’s rond DEI (Diversity, Equity and Inclussion) voor een bedrag van 101 miljoen dollar.
Investering in schoolkeuze voor ouders
Deelstaten zullen binnen het nieuwe onderwijsbeleid een totaal van 5 miljard dollar extra ontvangen om schoolkeuze voor de ouders te versterken. Daartoe komt er een
Educational Choice for Children Act (ECCA). Ouders krijgen geld om onderwijs te kopen bij privéscholen die dus niet gesubsidieerd worden. Met deze ‘vouchers’ kunnen ze vrije scholen kiezen die los staan van de overheid en die zo in concurrentie treden met het officieel onderwijs. Het geld kan ook voor onkosten in het thuisonderwijs besteed worden. In 2024 gingen nationaal voor de VS nog 80 % K12 leerlingen naar public schools. De 20 % overige leerlingen volgen (betalend) privéonderwijs (13 %) of huisonderwijs (7 %).
De 5 miljard dollar wordt opgehaald via een vrij ingewikkeld mechanisme van belastingvrije schenkingen: het “tax-credit-scholarship’. In dit systeem kan je een deel van je belastbaar bedrag doneren aan een non- profit agentschap, dat dan de vouchers zal toekennen op basis van bepaalde criteria van toelating. Het systeem zit nogal ingewikkeld in elkaar, maar biedt voldoende voordelen van belastingaftrek voor de betrokken donors. De wet voorziet voor de deelstaten die in dit systeem stappen ten minste in een bedrag van 20 miljoen dollar. Dat bedrag wordt toegevoegd aan de bedragen die in een aantal staten al aan vouchers voor privéscholen wordt besteed. De Democraten konden bekomen dat deze mogelijkheid niet verplicht werd voor alle deelstaten. Het laat zich aanzien dat de deelstaten met een Democratenbestuur het niet zullen toepassen. Daarmee ontstaat een duidelijk verschil in het schoolbeleid naargelang de Republikeinen of Democraten aan zet zijn. De deelstaten zullen elk op hun manier vouchersystemen invoeren, waarbij duidelijke verschillen zullen optreden tussen deelstaten met een Republikeins en die met een Democratisch bestuur. In de orthodoxe Trump-staten, met bijvoorbeeld als belangrijke boegbeelden Florida en Texas, zullen de vouchers maximaal zijn; in andere staten gaat het dan om studiebeurzen met meer of minder grote bedragen.
Charters als bijkomende keuzemogelijkheid
Er wordt niet bespaard bij het aanmoedigen van meer schoolkeuze voor de zogenaamde charter scholen. Charter scholen ontstonden in de jaren negentig van de vorige eeuw om meer schoolkeuze mogelijk te maken, ook binnen het openbaar onderwijs. De oprichting werd gemotiveerd vanuit de al te sterk ervaren bureaucratie in de diverse ministeries van Onderwijs. Het is immers, ook nu nog zo, dat de vijftig deelstaten hun onderwijs vaak sterk centralistisch met veel voorschriften en regels organiseren.
Een charterschool krijgt veel vrijheid als ze binnen het officieel onderwijs wordt ingericht (en uiteraard nog meer als privéschool). Ze ressorteert niet meer onder een districtsbestuur en vakbondsoverleg is niet verplicht. Recrutering en ontslag van leraren is vrij. Het personeelsbeleid wordt geschoeid op de leest van een bedrijf, waardoor er bijvoorbeeld ook geen bekwaamheidsbewijzen worden vereist. De prijs daarvoor was en is dan wel, binnen de strikte Amerikaanse accountabilitycultuur, de verplichte deelname aan de centrale toetsen voor alle officiële scholen. Tegelijkertijd ontstaan er zo ook vergelijkingen met en competitie tussen de twee types van staatsscholen. De eerste charterschool werd in 1991 in Minnesota opgericht. Ook een aantal privéscholen namen dit programma over. Op dit ogenblik zijn ongeveer 7000 scholen op 100.000 in het officieel onderwijs een charter.
Ondanks het gebrek aan vakbondsparticipatie zagen een aantal districten en scholen in het officieel onderwijs brood in het chartercontract. De vakbondsdeelname in het onderwijs is in de VS immers laag, vergeleken met die bij ons. Gemiddeld over heel de VS gaat het om 13 % van de leraren.
De nationale vakbond NEA (National Education Association) met ongeveer drie miljoen leden, is omwille van het ontbreken van vakbondsoverleg, een tegenstander van verdere invoering van charter scholen. Bij de Republikeinen is vakbondsdeelname niet erg populair en bij de Democraten is de houding dubbel. Vakbondsleden zijn bijna per definitie pro Democraten, maar andersom is de liefde niet altijd wederzijds. Heel wat Democraten steunen daarom ook de charterscholen omdat ze open staan voor alle leerlingen, in tegenstelling met de privéscholen. En ook omdat men in bepaalde staten de onderwijsbureaucratie overdreven vindt. De regering Biden heeft de charterscholen ondersteund met niet minder dan 465 miljoen dollar per jaar. De regering Trump doet daar nog 60 miljoen dollar bovenop, met dien verstande dat het geld vooral naar privéscholen zou gaan, die nog meer een eigen programma en eigen toelatingseisen kunnen organiseren.
Hoger onderwijs
Dat alles gaat over het K12 onderwijs: het onderwijs van 6 tot 18 jaar. Want daar gaat het federale ministerie van onderwijs eigenlijk over.
Het hoger onderwijs is een apart verhaal en heeft in feite weinig affiliatie met het federaal ministerie van Onderwijs. Het draait op een imposant systeem van studieleningen bij de overheid ter waarde van 268 miljard dollar. Dat reusachtige bedrag wordt beheerd door een apart agentschap dat eigenlijk los staat van het ministerie van onderwijs. Het bepaalt de regels voor terugbetaling en de voorwaarden waaraan studenten moeten voldoen om vrijstellingen of vermindering in afbetalingen te krijgen. Dit typische systeem van leningen zorgt ervoor dat afgestudeerden tot twintig jaar lang maandelijks moeten afdragen. Voor dure universiteiten, die meer dan 25.000 dollar per jaar als inschrijving vragen, betekent dat vaak een som van 400 dollar maandelijks gedurende gemiddeld twintig jaar.
Toelagen voor research en organisatie van hogescholen en universiteiten kunnen gemakkelijk gebeuren via andere inhoudelijke ministeries. De algemene teneur van de Trumpregering is er een van scepticisme en zelfs weerstand tegenover universitair onderwijs. De perceptie van een onderwijs voor rijkeluiskinderen die op kosten van de belastingbetaler veel bezig zijn met woke thema’s en ongepaste manifestaties, wordt nadrukkelijk gevoed in de communicatie van de regering Trump. Als contrast geldt dan de nadruk die het beleidsplan van Mac Mahon legt op het post-secundair onderwijs dat gericht is op geschoolde vaklui via ‘block grants’ die naar de deelstaten gaan. Dit beoogde onderwijs kan vergeleken worden met onze graduaten. Die zijn logischerwijze vaak sterker verbonden met het bedrijfsleven en met regionale behoeften.
Een nieuw onderwijslandschap
De afschaffing van het federale ministerie van Onderwijs heeft belangrijke gevolgen voor de kijk op het onderwijs in de VS, meer bepaald het K12 -twaalfjarig onderwijs van 6 tot 18 jaar (inbegrepen de laatste kleuterklas). Het heeft nauwelijks impact op het hoger onderwijs, waar een totaal andere organisatie geldt, los van het ministerie van Onderwijs.
De enige coördinerende instantie die sinds het ontstaan van het ministerie in 1979 stilaan meer impact kreeg en tot enige convergentie in het beleid van de deelstaten leidde, is zo volledig ontmanteld. De groeiende polarisering tussen Republikeinen en Democraten heeft het centrale bipartisanale overleg volledig losgelaten. Staten met veel schoolkeuze zullen staan tegenover staten die het onderwijs in handen van de overheid willen houden. Allerlei systemen met vouchers voor vrije scholen zullen concurreren met de staatsscholen, ook zelfs wanneer die zich omvormen tot charterscholen. Dergelijke vrije scholen hebben het concurrentiële voordeel dat zij hun toelatingscriteria kunnen bepalen. Dat kan niet in de officiële scholen, inbegrepen de charterscholen. De ‘vrije’ scholen kunnen zich richten op bijvoorbeeld conservatieve waarden op gebied van gender, of werken met een gekleurde geschiedenis over de slavernij (cf. de ‘critical race theory’) of een terugkeer naar traditionele familiewaarden voorstaan. Het Hooggerechtshof behandelt momenteel een vraag om een katholieke school als school te erkennen zodat ze in aanmerking komt voor vouchers. Die vraag gaat radicaal in tegen de in de grondwet bepaalde scheiding van Kerk en Staat. Als het Hooggerechtshof op die casus positief reageert, zullen er allerlei scholen van de meest uiteenlopende religies ontstaan. Ze kunnen dan leerlingen weigeren op basis van het niet behoren tot hun religie. Op dat ogenblik benaderen die scholen dan de situatie in Nederland en België waarin het bijzonder onderwijs (Nl) en het vrij onderwijs (België) erkend en gesubsidieerd worden. Met het grote verschil dat het weigeren van leerlingen bij ons niet kan.
Daarnaast is er een groeiende spanning binnen het staatsonderwijs, waarbij charterscholen in concurrentie gaan met de andere officiële scholen. Onderlinge competitie met en vergelijkingen tussen de resultaten op dezelfde verplichte toetsen zullen binnen het staatsonderwijs polariserend werken. Daarbij speelt het ontbreken van vakbondsoverleg een centrale rol.
De ‘cocktail’ van factoren die het verschil uitmaken binnen de deelstaten wordt complex. Per deelstaat kan je de volgende vragen stellen:
- Is er een meerderheid van Democraten of Republikeinen? Is die meerderheid stabiel over de jaren?
- In hoeverre zijn deze partijen meer gematigd of meer extreem? Is er bipartisanaal overleg in de staat?
- In welke mate wordt het vouchersysteem toegepast? Hoeveel geld is er per voucher? Komt dat geld door besparing op het staatsonderwijs?
- Welk beleid is er over charterscholen? Hoe sterk staan de vakbonden?
- Is de deelstaat ruraal en dun bevolkt of is het een meer bevolkte staat met meer keuzemogelijkheid?
- In welke mate kunnen scholen toelatingscriteria laten gelden qua minderheden bijvoorbeeld? Hoe inclusief zijn de scholen?
- …
Uiteindelijk zal iedereen die naar het onderwijs in de VS kijkt moeten kleur bekennen over welke deelstaat het gaat. Zelf heb ik een kleine vingeroefening gedaan tussen twee deelstaten die op de twee uitersten van verschillen staan: enerzijds de grote deelstaat Texas en anderzijds de nog grotere deelstaat Californië. Het contrast tussen die twee onderwijssystemen kan wellicht niet groter zijn als je rekening houdt met de bovenstaande ‘cocktailvragen’. Het zal dus in het vervolg een hele klus worden om van het onderwijs in de VS nog een geloofwaardige robotfoto te maken.
Roger Standaert
[1] https://impuls-onderwijs.blogspot.com archief: januari 2025
Lees IMPULS – Onderwijstijdschrift voor leidinggevenden
Je onderwijsteam enthousiasmeren en engageren is cruciaal. Impuls helpt daarbij. Het biedt als enige onafhankelijk tijdschrift ter zake een waardevolle ondersteuning aan schoolleiders. Impuls publiceert vier keer per jaar artikelen, interviews, recensies en achtergrondinformatie over schoolleiderschap. Tussentijdse blogberichten geven kritische opinies bij de actualiteit.
Abonneren op het tijdschrift IMPULS:
https://gompel-svacina.eu/product/impuls-abo/
Reacties
Een reactie posten