Wijs in onderwijs

- Johan De Wilde

 



Johan De Wilde | Docent en onderzoeker Lerarenopleiding, Dienst Onderwijs en Kwaliteit Odisee


 

Waarover gaat het?


Eind vorige eeuw werkte ik drie jaar voor UNESCO in Ecuador. In het begin was ik vooral waarnemer van het werk van de sleutelactoren in het onderwijs. Ik zag het werk van het ministerie van Onderwijs, van schooldirecties, leerkrachten en hun machtige vakbond.Ik sprak met de bestuurders van grote onderwijsprojecten van de Wereldbank en de Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbank. Geleidelijk aan werden UNESCO en ikzelf, naast een kleine actor, een verbindende factor tussen de grotere en financieel veel machtigere spelers. Die rol was een gevolg van drie factoren: het feit dat UNESCO sinds mensenheugenis gezien werd als een deskundige organisatie die met iedereen on speaking terms was, dat we amper of geen institutioneel eigenbelang te verdedigen hadden én dat we voor continuïteit zorgden. In een land waar gemiddeld om de negen maanden van minister van Onderwijs gewisseld werd en het ministerie uitgehold was na de exodus van veel van zijn bekwaamste ambtenaren, is iemand al snel relatief ervaren. 


Het moge duidelijk zijn dat de Vlaamse onderwijscontext anno 2025 - met ministers die vijf jaar meegaan en kunnen bogen op een sterk departement - helemaal anders is dan de Ecuadoraanse in de periode 1997-2000. Toch zie ik ook pijnlijke gelijkenissen.

Scoren

Ministers die beseffen dat hun positie vergankelijk is, komen wellicht gemakkelijker in de verleiding om snel een blijvende herinnering te willen nalaten. Zo zorgde een Ecuadoraanse minister van Onderwijs er nog voor mijn aankomst voor dat alle leerlingen een rugzakje met schoolbenodigdheden kregen. De populistische beleidsmaatregel was uitermate zichtbaar voor de nationale media en zelfs letterlijk tastbaar voor de kinderen en hun ouders. Of de actie een steentje bijdroeg tot de renovatie van het bouwsel van het onderwijssysteem was duidelijk niet de grootste zorg van deze minister in wellicht een van de meest corrupte regeringen uit de Ecuadoraanse geschiedenis. 


Meer integere ministers overal ter wereld moeten net zo goed aan de verleiding weerstaan om zich memorabel te maken met één specifieke verwezenlijking. Meer nog, ze moeten de illusie opgeven dat een dossier tot een beloofde of verhoopte bredere kwaliteitsverbetering van een heel systeem leidt, zelfs als dat speerpunt de hervorming van de structuur van het secundair onderwijs of de invoering van Vlaamse toetsen heet. 


Minister Demir lijkt op dit moment misschien zelfs een tegenvoorbeeld van dit type van minister omdat ze op een blauwe maandag net zo goed uitpakt met de aankondiging van  een gsm-verbod op school, een pleidooi voor law and order of met het drastisch inkrimpen van de mogelijkheid voor detachering van leerkrachten. Toch lijkt ook haar beleid in dat bedje ziek. Ze verwacht immers bijzonder veel van de invoering van nieuwe minimumdoelen en een bijhorend kennisrijk curriculum voor het basisonderwijs. 

Laat ik daar  even verder op ingaan.


Er is niets mis met goedgekozen en goed klinkende centrale beleidsdoelen, wel integendeel. Goede doelen kunnen als katalysator voor een heel systeem werken. Indien nieuwe doelen breed gedragen worden, tijdig bijhorende kwalitatief hoogstaande didactische materialen ontwikkeld worden en daaraan voldoende degelijke professionalisering gekoppeld wordt, kan er een kentering komen. Het lijkt er evenwel niet op dat aan die haalbaarheidsvoorwaarde voldaan wordt. De timing voor de ontwikkeling van minimumdoelen is veel te strak. Bovendien gaat men voorbij aan het structurele probleem dat er per onderwijsnet verschillende leerplannen uitgewerkt worden, terwijl uitgevers zich haasten om simultaan leermaterialen te ontwikkelen die in alle netten bruikbaar zijn. En dan hebben we het nog niet gehad over het meest heikele punt, de noodzakelijke professionalisering. Leerkrachten kunnen in tijden van het lerarentekort nog minder professionalisering volgen dan voorheen. De meest gedrevenen zouden niet liever willen dan zich een ambitieuze vernieuwing eigen maken, maar zullen het wellicht net als vroeger moeten stellen met een uitleg over wat ze moeten doen. Professionals verdienen een respectvolle en gefaseerde begeleiding tot op het niveau van de school en de klasvloer. Een vernieuwing op een bestaande praktijk enten vraagt van iedereen oefening en deskundige feedback en coaching. Zonder een coherent beleid en een bijhorende investering leiden de nieuwe doelen op korte termijn in de eerste plaats tot tienduizenden leerkrachten die ’s avonds hun weg zullen moeten zoeken in nieuwe online sjablonen om aan te kruisen aan welke nieuwe minimumdoelen ze overdag alweer gewerkt hebben. Als kiezers denken dat het zoden aan de dijk brengt, leidt het de minister over een paar jaar misschien tot politiek succes. Op langere termijn zal de actie evenwel een maat voor niets blijken te zijn geweest voor de verbetering van de onderwijskwaliteit en in die zin zal het eerder een voorbeeld dan een tegenvoorbeeld van pappen-en-nathouden-beleid zijn.

Verdelen

Voor een groot speerpunt kiezen waarmee je denkt te kunnen scoren en snel willen handelen zonder alles en iedereen mee te nemen en op elkaar af te stemmen, gaat gepaard met selectieve doofheid. Voor haar beleid luistert deze minister net als haar voorganger naar één klok, alsof alle onderwijsexpertise geconcentreerd zit bij een paar Wijzen. Uiteraard zijn Duyck en Van Damme  geen dommeriken, maar dat maakt het niet minder bizar om vast te stellen dat ministers Weyts en Demir in onze contreien geen interessante inzichten of onderbouwde meningen over onderwijs menen te kunnen vinden buiten hun stereogeluid. Het is nochtans niet zo dat Duyck en Van Damme in tegenstelling tot andere academici altijd als de redelijkheid zelve klinken. Met de regelmaat van de klok zetten ze niet alleen de pioniers van het ervaringsgericht onderwijs maar ook het gild van de onderwijssociologen als prietpraatverkopers te kijk. Pedagogen en lerarenopleiders komen er maar een tikkeltje beter van af, want ook zij worden bijna altijd als deel van het probleem voorgesteld, terwijl ze zichzelf en hun buitenlandse gelijkgezinden als deel van de oplossing profileren.
Wat het onderwijs nodig heeft, is verbinding en draagvlak. Mensen verdelen of met één groep praten en een andere negeren is zowat het laatste wat een minister moet doen. Het onderwijs zal maar in beweging komen als alle actoren zich in een gedeeld langetermijnproject kunnen vinden. Moet alles peis en vree zijn? Nee, actoren mogen tegen de haren ingestreken worden en elkaar met ongemakkelijke waarheden confronteren, als dat in een sfeer van respect gebeurt.

Passen voor de rol van pure uitvoerder

Ministers van Onderwijs die geen deskundige administratie hebben, kunnen er niet bij te rade gaan; zij die dat wel hebben, moeten er ook naar willen luisteren en niet enkel naar het eigen vaak veel minder deskundige kabinet of naar enkele op het schild verheven experts die mogelijks ook een eigen agenda hebben en zeker niet in alles deskundig zijn. Luisteren naar leraren, directies,  experts in de administratie en daarbuiten, naar sociale partners en andere onderwijsactoren en zelfs naar andere partijen vreet energie. Ze hebben al eens een andere kijk op de zaak of hechten relatief meer gewicht aan een specifiek punt of belang. In die zin leidt het ministers op het eerste gezicht af van het concrete doel dat ze voor ogen hebben of belet het hen snel te scoren. Maar goede ministers beseffen dat ze samen verder vooruit gaan, zeker op lange termijn. Ze weten dat een steen pas verlegd is als die goed geplaatst is, tussen andere stenen, waar iedereen hem hebben wil. Die minister zorgt ervoor dat opvolgers er later nog andere zullen willen bijleggen volgens een in meerdere hoofden samen geconstrueerd plan waar iedereen zich tegelijk eigenaar van als verantwoordelijk voor voelt. Andere actoren gewoon opvorderen om onvoldragen plannen uit te voeren is niet echt wijs.

Johan De Wilde

Docent en onderzoeker Lerarenopleiding, Dienst Onderwijs en Kwaliteit Odisee

 


Sinds jaargang nr. 53 verschijnt Impuls - Onderwijstijdschrift voor leidinggevenden bij uitgeverij Gompel & Svacina

Doe je zelf en je team een cadeau met een abonnement op Impuls

De rechtstreekse link naar een abonnement is: https://gompel-svacina.eu/product/impuls-abo/

 


Lees IMPULS – Onderwijstijdschrift voor leidinggevenden

Je onderwijsteam enthousiasmeren en engageren is cruciaal. Impuls helpt daarbij. Het biedt als enige onafhankelijk tijdschrift ter zake een waardevolle ondersteuning aan schoolleiders. Impuls publiceert vier keer per jaar artikelen, interviews, recensies en achtergrondinformatie over schoolleiderschap. Tussentijdse blogberichten geven kritische opinies bij de actualiteit.

Abonneren op het tijdschrift IMPULS:

https://gompel-svacina.eu/product/impuls-abo/

 

 

 

Reacties